Christophe Hermans

Menu
  • Blog
  • Bio
Menu

‘Zeg kameraad, wat betekent die tattoo?’

Geplaatst op 25/07/202426/07/2024 door Christophe Hermans

De zomer is gearriveerd, en des te meer de zon door het zwerk breekt, des te meer teister ik mijn medemensen met het aanzicht van mijn kuiten. Melkflessen worden ze wel eens genoemd, en op de rechterfles prijkt al enkele jaren een tattoo, de enige op mijn lichaam. Het zwoele weer brengt mij dan ook vaak de dwaze vraag die deze pagina betitelt. ‘Waarvoor staat dat?’ of ‘Wat betekent het?’ en niet onregelmatig ‘Is dat een rune?’


Toen ik ongeveer twintig was kwam ik voor het eerst in aanraking met Berserk van wijlen mangaka Kentaro Miura († 6 mei 2021), via de animereeks uit 1997. Het was, en is nog steeds, het diepstrakende animatiewerk dat ik ooit heb gezien. De anime is een schermvertaling van de Golden Age Arc uit de Berserk manga, en dit deelverhaal is een Shakespeareaanse tragedie van jewelste. Spoilers volgen hieronder, dus wie kan leest of bekijkt de reeks best eerst zelf. Maar wees gewaarschuwd, het is geen verhaal voor tere zieltjes.

Berserk is het verhaal van Guts, of in het Japans Gattsu. Hij wordt geboren uit het lijk van zijn opgehangen moeder, en de zuigeling wordt dan door een groep huurlingen geplukt uit de modder. Zijn pleegvader Gambino voedt hem liefdeloos op als kindsoldaat. Na een jeugd vol gevaar en misbruik, doodt hij als tiener Gambino uit zelfverdediging. Getraumatiseerd en met als enige troost zijn (veel te grote) zwaard, verlaat Guts het kamp.


Guts leeft enkele jaren als einzelgänger maar komt al gauw in aanraking met Griffith en zijn troepje huurlingen genaamd The Band of the Falcon. Hier vindt Guts voor het eerst in zijn leven een echte thuis en ontdekt hij wat het is om vrienden te hebben. Hier komt de essentie ook voor het eerst naar boven, de ware thema’s van Berserk en de boodschap die Miura ons misschien trachtte bij te brengen. Hiervoor moeten we duiken in de wereld van de filosofie, en met name die van Schopenhauer en vooral Nietzsche.

Berserk als tragedie


Filosoof en Nietzsche-geleerde Walter Kaufmann wijst in Oedipus Rex vijf thema’s aan die kenmerkend zijn voor de klassieke Griekse tragedie. We zien ze ook allemaal in Berserk.
(NB: Manga wordt van rechts naar links gelezen.)

  1. De protagonist is enorm onzeker. Guts twijfelt continu aan zijn plaats in de wereld en zoekt zingeving.



  2. De protagonist is ‘blind’. Guts negeert meerdere waarschuwingen over het nakende onheil.
    A propos, ook een kenmerk van het horrorgenre. Zie sleutel 2.



  3. De vloek van deugden. Beslissingen onder invloed van deugden leiden tot catastrofes.



  4. Gerechtigheid wordt in vraag gesteld. Bestaat het wel? De wereld is wreed.



  5. Onvermijdelijkheid van de tragedie. Determinisme en fatalisme zijn grote thema’s in Berserk.


Berserk start achronologisch met de korte Black Swordsman Arc, een soort van flash-forward proloog waarin we een heel andere Guts te zien krijgen, een Guts van ná de Golden Age. Deze Guts is bitter en zijn teruggetrokken skepticisme uit de Golden Age heeft geweken voor teneergeslagen cynisme. Al het geloof en hoop in de wereld is weg. Hij is enkel uit op wraak. Door het verhaal op deze manier te structureren zit het fatalisme van de tragedie er al bij de eerste pagina’s in vervlochten: ongeacht wat er ook gebeurt tijdens de Golden Age, hoe mooi de vooruitzichten er ook uitzien, de lezer wéét al dat er een tragedie zit aan te komen en dat Guts de dieperik in zal storten.


Nietzsche zei ooit dat tragedies gaan over wat niet te genezen, onontkomelijk, en onvermijdelijk is aan het lot en karakter van de mens. Berserk toont ons precies dat soort fatalistische determinisme en geeft het een antropomorfe vorm met de vijf figuren van de God Hand. Guts is de protagonist die, ondanks alles en tegen beter weten in, zich tegen dat determinisme verzet en erop blijft hameren dat hij een vrij man is en zelf beslissingen neemt.

Schopenhauer en Nietzsche


Nietzsche las Schopenhauer voor het eerst toen hij 21 was, en dat wakkerde zijn vlam voor filosofie aan. Schopenhauer was dus van grote invloed op Nietzsche, en lof voor de tragedie vinden we bij allebei terug.

“… the purpose of this highest poetical achievement is the description of the terrible side of life.”

“The unspeakable pain, the wretchedness and misery of mankind, the triumph of wickedness, the scornful mastery of chance, and the irretrievable fall of the just and the innocent are all here presented to us.”

Arthur Schopenhauer, The World as Will and Representation


Schopenhauer vond zulke gruwelijke voorstellingen van het leven nauwkeuriger dan wat men vindt in andere literaire genres. Hij bewonderde het verwerpen van happy endings, die anders valse hoop en geloof in moraliteit zouden aanmoedigen. In werkelijkheid is dit namelijk zelden het geval. De tragedie is uniek in haar eerlijkheid en vrijheid van illusies. Zij dwingt ons het feit te confronteren dat de wereld niet geregeerd wordt door ‘het goede’, dat de natuur zich geen ballen aantrekt van de menselijke toestand, dat we geen controle hebben, en dat het leven gekenmerkt is door eindeloos antagonisme en conflict. Er is geen poëtische gerechtigheid. Geen happy ending of eindresolutie. Alles is naar de zak. Of zoals Guts het zelf zegt…


Dit brengt ons bij de paradox van de tragedie. Namelijk, wat maakt tragedies dan zo aantrekkelijk? Waarom zijn wij als mensen zo aangetrokken tot dit genre, als het tot niets dient behalve in ons gezicht te duwen hoe erbarmelijk onze toestand is?

“… we feel ourselves urged to turn our will away from life, to give up willing and loving life. But precisely in this way we become aware there is still left in us something different… that which does not will life.”

“At the moment of the tragic catastrophe, we become convinced more clearly than ever that life is a bad dream from which we have to awake… that the world and life can afford us no true satisfaction, and are therefore not worth our attachment to them… accordingly, it leads to resignation.”

Arthur Schopenhauer, The World as Will and Representation, vol. 2


Schopenhauer wijst erop dat de tragedie ons niet alleen tracht te tonen dat de wereld verschrikkelijk is, maar ook dat het deel van ons dat hieronder lijdt, niet alles is wat we zijn. Er is ook dat aspect van ons dat de wereld de rug toekeert, dat zich er gewoonweg bij neerlegt.

Wanneer we ons emotioneel investeren in personages, en die investering wordt daarna pijnlijk door een tragische gebeurtenis, dan zou Schopenhauer dat gezien hebben als een levensles. Onze emotionele investeringen zijn het gewoonweg niet waard, aldus Schopenhauer.

Maar hiermee zijn we nog steeds aan het patineren. Wij als lezer trekken namelijk zelden de conclusie dat het leven niet leven waard is. De helden in deze tragedies nog minder. Guts wordt wel vaker ironisch beschreven als ‘een man die te kwaad is om te sterven’ en ik, net als vele andere lezers, vinden Berserk en Guts’ wilskracht net inspirerend.

Schopenhauer zat ook vóór Berserk al met dit probleem. De helden uit de Griekse tragedies krijgen groot, onverdiend ongeluk te verduren, maar zij laten zich hierdoor niet kleineren. Hun wilskracht houdt aan. Zij keren met andere woorden de wereld niet de rug toe. Zij leggen zich er niet bij neer.

“Almost all [Greek tragedies] show the human race under the dreadful dominion of chance and error, but not the resignation these bring about which redeems us from them.”

Arthur Schopenhauer, The World as Will and Representation, vol. 2


Hoe is dat mogelijk? Hoe konden de oude Grieken, grondleggers van de tragedie, niet afweten van haar ultieme doel? Schopenhauers antwoord hierop is zwak. De oude Grieken, onderontwikkeld als ze waren, hadden gewoonweg het doel van de tragedie nog niet ontdekt. Schopenhauers conclusie dat de Griekse tragedie hierdoor ondergeschikt is aan de moderne tragedie was, zelfs in zijn tijd, ongewoon.


Ook al was Nietzsche enorm beïnvloed door Schopenhauer, en was hij net als Schopenhauer onder de indruk van de grootsheid van de tragedie, toch staan hun conclusies haaks op elkaar. Waar Schopenhauer het leven de rug toekeerde, en de Grieken als onderontwikkeld bestempelde, ging Nietzsche de andere kant uit.

Waar Schopenhauer zwakte zag, zag Nietzsche bewijs voor de gezondheid en kracht van de Griekse samenleving. Een samenleving die strijd en conflict omarmde, die zichzelf continu uitdaagde, en het tragische confronteerde zonder gelatenheid.

Het moderne daarentegen zag Nietzsche als fundamenteel ziek en cultureel en psychologisch achteruitgaand. Schopenhauers chronisch pessimisme was daar een zoveelste symptoom van. De echte waarde van de Griekse tragedie, zo vond Nietzsche, was verloren gegaan. En dit deels omdat ons begrip ervan was gecorrumpeerd door de moralistische wereldvisie van het christendom. Alles, waaronder ook kunst, werd gewikt en gewogen tegen de christelijke elementen van zonde, schuld, en kwaad. Hierdoor zijn we niet alleen de ware aard van de Griekse tragedie verloren volgens Nietzsche, maar ook de ware aard van het leven.

Hoe kon dát dan weer? Hoe konden mensen morele standaarden ontwikkelen die ertoe leidden dat het leven minder waard werd? Nietzsche wierp deze vraag op, en zo ook Miura in Berserk.

The Idea of Evil


In hoofdstuk 83 van de manga loopt Griffith ‘god’ tegen het lijf, of wat hij voor god interpreteert. Het is een wezen in de vorm van een gigantisch hart dat zich schuil houdt in de diepten van het collectief menselijk onderbewustzijn. Het stelt zichzelf voor als ‘het idee van het kwade’, en wanneer Griffith het vraagt waarom mensen zoiets afschuwelijks gebaard hebben, antwoordt het als volgt…


En laat ons dit even leggen naast een bekend citaat van Nietzsche.

“Man, the bravest of animals, and the one most accustomed to suffering, does not repudiate suffering as such; he desires it, he even seeks it out, provided he is shown a meaning for it, a purpose of suffering. The meaninglessness of suffering, not suffering itself, was the curse that lay over mankind so far.”

Friedrich Nietzsche, On the Genealogy of Morals


Hoe het ‘idee van kwaad’ (en tevens het christendom) werkt, zit dus volgens Nietzsche in deze vicieuze cirkel. We kunnen het betekenisloze leed niet aanvaarden, en dus geven we het betekenis door concepten als schuld en zonde te verzinnen. Maar zichzelf identificeren als een schuldenaar wekt ook weer meer leed op. Hoewel het dus het reeds bestaande lijden zin geeft, geeft het ook zin aan het toedienen van méér leed. Er ontstaat zo een positieve feedback loop waardoor leed gewoonweg ophoopt. Het christendom was hierdoor zo succesvol, omdat het de kwalijke toestand zin gaf alsook het verergeren van die toestand.

Maar dit was volgens Nietzsche niet het volledige verhaal. Het gaat bij het christendom niet enkel om zingeving, maar ook om afgunst, nijd, en een diep verlangen naar wraak. Nietzsche beschreef zo het ontstaan van de ‘slavenmoraal’. Het christendom is een voorbeeld van zo’n moraalbeeld.

Daarin gaan de machtelozen of ‘slaven’ wat ze willen hebben maar niet kunnen krijgen, omvormen tot zondes. Onmacht daarentegen wordt een deugd. Het is makkelijk om te vasten als je sowieso geen eten hebt. Vrijgevig zijn eveneens als je toch niets hebt om weg te geven.

Toch groeit er volgens Nietzsche bij de slaven wat hij ressentiment noemt, een diepe nijd die zich mettertijd gaat uiten in een verlangen naar wraak tegenover de meesters. Maar omwille van hun onmacht zijn ze niet in staat die wraak uit te oefenen, en worden ze creatief. Het concept van de hel wordt uitgevonden om de meesters te straffen in het hiernamaals, en zodoende het ressentiment te sussen.


Allemaal een illusie, zegt Nietzsche, hypocrisie, en het bewijs zit hem in dat concept van de hel. Als de slaven effectief vrij zouden zijn van de hoofdzondes, waaronder wraak, waarom halen ze dan toch genot uit het idee dat hun vijanden voor eeuwig zouden branden? Waarom hangt de clerus deze dreiging boven het hoofd van de mensen? Het vereist een vergevorderde vorm van creatief sadisme om iets te bedenken als de hel, of zoals we het zien in Berserk, het ritueel van de eclips.

Zelfoverwinning: Farnese


Dat brengt ons bij het Nietzscheaanse ideaal van zelfoverwinning. Na de Golden Age introduceert Miura een nieuw personage: Farnese de Vandimion. Zij is een klassiek voorbeeld van iemand met ressentiment en in het verhaal leidt ze zelfs een inquisitie op heksen en andere ketters. De allegorie met het christendom ligt er vingerdik op. Farnese is van adele komaf maar kreeg nooit aandacht en zit met onderdrukte emoties en een groot gevoel van onmacht. Dat leidt bij haar tot het ontwikkelen van destructief gedrag, waaronder pyromanie en sadisme. Als jong kind geniet Farnese al van de brandstapels op het erf van haar familie, en regelmatig gooit ze zelfs de eerste fakkel. Uiteindelijk wordt zij een van Guts’ eerste tegenstanders na de Golden Age en jaagt zij op hem in de overtuiging dat hij een ketter is, een figuur gelijkend op wat wij de antichrist zouden noemen.


Farnese is laaghangend fruit voor een auteur die op zoek is naar poëtische gerechtigheid. Ze is een voor de hand liggende antagonist die bij de ontknoping haar verdiende loon zou kunnen krijgen. Maar die weg slaat Miura niet in. Farnese groeit, leert om haar ressentiment te laten varen en wordt, geïnspireerd door Guts, gewoonweg sterker als individu. Zo vindt ze rust en échte kracht. Dit komt tot uiting wanneer de voormalige ketterjager haar geloof en de illusies van macht dat dat met zich meebrengt, achterwege laat.


Uiteindelijk leert ze zelf magie en wordt ze het type persoon dat ze enkele jaren eerder nog met plezier op de brandstapel gooide. Het is een schril contrast wanneer Farnese op de knieën gaat zitten voor de jonge heks Schierke en haar vraagt om haar te begeleiden. Dit is wat Nietzsche bedoelde toen hij sprak over de Übermensch; een persoon die zichzelf weet los te maken van het systeem rondom zich en zijn individualisme vindt. Ware kracht zit in individuele groei, in het juk der slavenmoraal van zich afwerpen.

Amor Fati


Terugkoppelend naar Schopenhauer en Nietzsche komen we bij het grootste verschil tussen de twee; de houding naar het leven toe. Zoals we zagen bij Farnese, ontstaat de moraliteit tussen goed en kwaad uit de psychologie van een individu, uit wat Nietzsche ressentiment noemt en een uiteindelijk verlangen naar wraak. De positieve feedback loop van de slavenmoraal heeft echter een eindpunt, de singulariteit van zonde, die het bestaan zélf als zondig ziet. De erfzonde dus. Dit idee zit cultureel zo diep ingeworteld dat zelfs Schopenhauer, een atheïst, erin slaagde een vorm van erfzonde te smokkelen in zijn beeld van de tragedie.

“… what the hero atones for is not his own particular sins, but original sin, in other words, the guilt of existence itself.”

Arthur Schopenhauer, The World as Will and Representation


Schopenhauer zegt dus zonder meer dat leed verantwoord is, want het bestaan an sich is zondig. Hierin zien we duidelijk het gecorrumpeerde beeld van de tragedie waar Nietzsche het al eerder over had. Het gaat hier om een conflict tussen onze moraal aan de ene kant en het aardse leven aan de andere kant.

Schopenhauer, en anderen die in de ban van de slavenmoraal zijn, zien dat het aardse leven onmogelijk kan voldoen aan hun moraalbeeld. Zij keren zich dus tegen de wereld en gaan het bestaan zien als iets kwaads. De waarde van het leven moet inboeten, zelfs verdwijnen, zodat de moraal kan zegevieren.

Nietzsche gaat de andere richting uit. Voor hem is er geen hoger goed dan de verheerlijking van het leven. Als onze moraal daarmee niet strookt, dan moet de moraal wijken. Het leven zelf is, bij gebrek aan een beter woord, heilig. Guts berispt Farnese dan ook wanneer ze onder aanval komen; ze gebruikt beter haar handen ter verdediging van haar leven, dan ze vast te klemmen ter gebed.



Schopenhauer beschreef het leven als een corvee, gekenmerkt door eindeloos conflict en afzien. Het is pijnlijk, irrationeel, en vluchtig. Nietzsche ging hiermee volledig akkoord en bewonderde Schopenhauers uitzonderlijke eerlijkheid. Waar hij niet mee akkoord ging was Schopenhauers waardeoordeel. Het leven is effectief miserie, aldus Nietzsche, maar het dient geliefd en omarmd te worden. Er moet zelfs voor gevochten worden. Dat is amor fati.

‘Dus wat betekent het?’


Die tattoo op mijn spierwitte kuit dan, wat daarmee? Aan het oppervlak gaat het natuurlijk om mijn liefde voor Berserk, en wie nog steeds een aanbeveling zoekt kan ik er maar op wijzen dat dit de enige tattoo is die ik heb.

Verder symboliseert het de houding waar ik mee streef in het leven te staan. Het is een nuchtere blik die vaak pessimistisch overkomt, maar ik hoop niet verwerpend. Het symboliseert mijn ongeloof in vrije wil, maar ook mijn geloof in het belang van proberen en verzet te bieden. Het staat voor persoonlijke groei, doorzettingsvermogen, en amor fati.

Maar goed, de volgende die mij de vraag stelt krijgt wellicht, net zoals zijn voorgangers, een intussen goed ingeoefende schouderophaling.



Een speciale bedanking aan Jonas Čeika – CCK Philosophy, die zo vriendelijk was mij toestemming te geven om inspiratie en zelfs rechtstreekse vertalingen te putten uit zijn video essay.

Facebook0Twitter0Email0
X
categorie: essay, persoonlijk, recensie

Berichtnavigatie

← Kobo bekent kleur met de Libra Colour
Alien: Romulus – gezoogd met bloed →

Categorieën

  • essay
  • persoonlijk
  • recensie
  • schrijven

Archief

  • april 2025
  • augustus 2024
  • juli 2024
  • mei 2024
  • april 2024
  • maart 2024
  • februari 2024
  • januari 2024
  • Facebook
  • Goodreads
  • Mail
©2025 Christophe Hermans